Vakmatig proeven is analyseren, geuren en smaken herinneren, een oordeel vellen en weer onthouden voor een volgende proeverij. Wijn proeven is het bepalen met smaak- en reukorgaan of de wijn voldoet aan de eigenschappen die hij zou moeten bezitten, maar ook het vaststellen van de kleur, de helderheid en de viscositeit (stroperigheid). Uiteraard bepaalt u zelf of u een wijn smaakvol vindt of niet.

De eerste klassieke regels voor het wijnproeven werden vastgelegd aan het einde van de 17e eeuw door Talleyrand, de beruchte diplomaat van Napoleon. Talleyrand hield van vrouwelijk schoon en lekkere wijn. Hij was de eerste die bepaalde regels op papier zette:

“Hou eerst het glas tegen het licht, laat dan de wijn flonkeren en gloeien en geniet van de lichtende kleur en de donkere gloed. Laat vervolgens de wijn walsen in het glas om zijn diepste geuren prijs te geven. Steek nu de neus met trillende neusvleugels over de rand om van die geuren te genieten. Zet daarna het glas neer, om er rustig over te praten. En als dan alle schoonheden en beloften uitvoerig zijn belicht en besproken, dan pas wordt de wijn geproefd, waarbij hij van links naar rechts, van voor naar achteren door de mond rolt.”

Wijn is een drank dat ontstaat door het volledig of deels alcoholisch vergisten van verse druiven, de pulp of de druivenmost. Het volledige proces van wijnbereiding noemt men vinificatie.

“Het doel van het combineren van wijnen en gerechten is dat beide hun identiteit en karakter behouden, elkaar harmonieus ondersteunen en eventueel aanvullen”

(Peter Klosse, Het Proefboek)